Denkbeeldige vrienden zijn heel normaal om te hebben als kind. Daarom schrijft Suzanne's zesjarige stiefdochter Molly, wanneer ze met een 'niet-bestaand' vriendje begint te praten, het af als de onschuldige manier waarop het kind zich aanpast aan hun nieuwe huis. Maar wanneer er vreemde dingen in huis gebeuren en Molly's gedrag bizarder wordt, vermoedt Suzanne dat het onzichtbare speelkameraadje misschien wel een rusteloze geest is die uit is op wraak! Is deze stiefmoeder gek? En als ze dat niet is, zal iemand haar dan geloven?