Een dertienjarig jongetje, 'de jongen', woont en werkt op een begraafplaats. De begraafplaats is zijn hele leven, en opgroeien met de doden bezorgt hem een obsessie en respect voor de dood. Zijn vrienden zijn van hem afhankelijk: een ongelukkige oude man, een voormalig politiek gevangene die verlangt naar de dood, en visagist voor overledenen, een voormalig kunstenaar die ervan droomt een meesterwerk te schilderen. De oude man probeert zelfmoord te plegen, maar als hij de datum van zijn overlijden verneemt en ziet dat de jongen zijn prachtige plan voor hem heeft uitgekozen, kan hij zijn leven verdragen. Bij de ontmoeting met de mooie Maria geeft 'de jongen' de voormalige kunstenaar een verrassingsdate met haar. Maar wanneer Maria en de kunstenaar dichter bij elkaar komen, realiseert de jongen zich dat zij de dochter is van de oude man. Het jongetje denkt dat de oude man ongelukkig zou sterven als hij van haar bestaan afwist en besluit daarom de waarheid te verbergen.